UtiliteitsbouwClaus en Kaan ArchitectenKNAW, AmsterdamBouwbedrijf Berghege, OssKNAW, AmsterdamD. van WageningenARUP bv, AmsterdamNederlands Instituut voor Ecologie |
Omschrijving
De nieuwbouw van het NIOO-KNAW ligt in het buitengebied van Wageningen, tussen de weilanden, aan de rand van de campus-in-ontwikkeling. Het instituut hoort niet bij de universiteit van Wageningen, maar valt onder de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.
Het hoofdgebouw bestaat uit drie delen: aan de voorkant, langs de doorgaande weg tussen Wageningen en Ede zitten de laboratoria: achter een bijna geheel glazen gevel waardoor er veel voor het labwerk noodzakelijk licht binnenkomt. Het glas –voorzien van een horizontale houten luifel- is volledig afgesloten van invloeden van buitenaf, en vormt zo een buffer voor de rest van het gebouw. In het hart van het gebouw bevinden zich (opslag)ruimtes die geen daglicht nodig hebben, maar ook drie vides, die juist wel voor daglichttoetreding tot diep in het gebouw zorgen, waardoor minder kunstlicht nodig is. Aan de achterkant zitten de kantoren: terwijl de gevel aan de kant van de openbare weg bijna geheel van glas is en zeer strak oogt, is hier gekozen voor hout. Alle ramen kunnen open.
Achter het hoofdgebouw bevinden zich nog zes bijgebouwen. Zes doosjes met een identieke houten betimmering zorgen van afstand voor een strak beeld, eenmaal binnen blijken ze stuk voor stuk een heel eigen karakter te hebben. Het ene is een opslagschuur voor gereedschap, in een tweede bevinden zich volières een derde staat vol aquaria met waterplanten, in een vierde is een lab voor grover en viezer werk. Voor deze werkplekken gelden veel minder strenge criteria wat betreft klimaatbeheersing en hygiène, daarom konden ze buiten het hoofdgebouw worden geplaatst.
Een innovatief energetisch concept, gebaseerd op het gedachtegoed van cradle-to-cradle, heeft bijgedragen aan de ambitie van de opdrachtgever om het meest duurzame kantoor/laboratorium van Nederland te realiseren. In het gebouw zijn nieuwe technieken op het gebied van energieopwekking, duurzaam energiegebruik, materiaalkeuze en CO2 uitstoot verwerkt. Het compacte gebouw, waar laboratoria, kantoren en kassen/vijvers op korte afstand naast elkaar liggen, is een rationele vertaling van het programma. Die aanpak genereerde bovendien een overmaat aan ruimte die voor de misschien belangrijkste speerpunt van het gebouw staat: de informele ontmoeting. Vides zorgen voor open verbindingen tussen de verdiepingen, licht en lucht. Pleintjes, doorgangen en de ruime opzet van de gemeenschappelijke functies als kantine en colloquium bevorderen een ontspannen en inspirerend werkklimaat.
Houttoepassingen
Luifels, entreebruggen, kozijnen, bekleding dakopbouw, diverse bekledingen gevel (oa. dakranden), wandbekleding interieur hoofdgebouw.
Gehele constructie en gevels van de bijgebouwen.
Motivatie
Duurzaamheid wordt vaak als een voornamelijk technisch probleem gezien. Bij de nieuwbouw voor het Nederlands Instituut voor Ecologie is voor een integrale aanpak geopteerd om de verschillende programmatische, materiele en technische vraagstukken met het oog op duurzaamheid te beantwoorden. Het gedifferentieerde ruimteprogramma wordt vertaald in een compacte gebouwopzet met de dienende ruimtes voor apparatuur en opslag centraal in het gebouw. Alle andere ruimtes zijn hieromheen georganiseerd en worden door de bijna volledig beglaasde gevels optimaal van daglicht voorzien. De aan de straatkant gelegen laboratoria vormen een akoestische buffer en maken de onderzoeksactiviteiten van het instituut naar buiten toe zichtbaar. De vrij indeelbare kantoor¬ruimtes aan de achterkant hebben uitzicht over het rurale landschap. In tegenstelling tot de laboratoria hebben zij geen gecon¬troleerd binnenklimaat nodig en kunnen individueel worden geventileerd. Drie vides brengen daglicht in het hart van het gebouw en creëeren een ruimtelijke en visuele verbinding tussen de kantoorruimtes en de laboratoria. Als ruimte voor informele ontmoetingen zijn zij, samen met de gemeenschappelijke ruimtes op de dakverdieping, essentieel voor het sociaal klimaat in het instituut. De logische en genereuze planvorm zorgt voor een atmosfeer van collectiviteit. Het idee van cradle-to-cradle was een leidend principe in het ontwerp. Naar het voorbeeld van de natuur, waarin het concept van afval onbestaand is, werden al vanaf de bouwuitvoeringsfase uitsluitend bouwmaterialen ingezet die gezond zijn voor mens en mi¬lieu. Om toekomstig hergebruik van bouwdelen of materialen mogelijk te maken zijn permanente verbindingen tot een minimum gereduceerd. De gevel is bekleed met hout uit de regio dat door stoom verduurzaamd is (Plato), de beglazing voldoet aan de hoogste isola¬tieeisen. De betonvloeren zijn monoliet gepolijst, en dus zonder de gebruikelijke deklaag afgewerkt. Uitkragende houten zonweringen aan de voorgevel benadrukken de schaal van het gebouw en worden tot een belangrijk architectonisch motief. Niets heeft het karakter van een toevoeging, alles is integraal deel van het architectonisch geheel. Het resultaat is zowel complex als eenvoudig: complex omdat de integrale ontwerpaanpak een nauwe samenwerking tussen architecten, opdrachtgever en verschillende adviseurs vere¬iste; eenvoudig in de zichtbare architectonische oplossing. Ondanks dat talrijke vernieuwende gebouwinstallaties (betonkernactiver¬ing, hogetemperatuuropslag op grote diepte in de bodem, hybride ventilatie, een gesloten watercircuit, etc.) werden ingezet, worden zij in de verschijning nooit als zodanig gethematiseerd. De vertaling van technische eisen in architectonische vorm resulteert in een gebouw dat in algemene zin begrijpbaar is. Deze sythese maakt het gebouw niet enkel energetisch en ecologisch duurzaam, maar verzekerd ook en vooral de culturele tijdsbestendigheid.
Korte omschrijving activiteiten inschrijver
Architectenbureau
Website: www.clausenkaan.com